Planet Virus Talks: Blaas mee een wind van vernieuwing in de ouderenzorg

Over de impact van de coronacrisis op de toekomst van de ouderenzorg, zowel in de woonzorgcentra als in de thuiszorg.


Auteurs:

  • Dr. An Haekens: Ouderenpsychiater en medisch directeur , Zorggroep Alexianen Tienen
  • Mieke Vandorpe: Coach/adviseur directieleden ouderenzorg

Artikel geschreven: Februari 2021

Gedurende de corona-pandemie ging er bijzonder veel aandacht naar ouderen in het algemeen, en naar de woonzorgcentra in het bijzonder. De impact van de pandemie was immers het grootst op de woonzorgcentra en heeft daar diepe wonden geslagen, in de eerste plaats bij de bewoners en hun families, maar ook bij alle medewerkers. Ook de zorg voor oudere personen thuis bleek geen evidentie. Niemand wil dit nog een keer meemaken.

De crisis in de woonzorgcentra: een gelaagd verhaal

Er zijn heel wat zaken niet goed gelopen. Op alle vlak en op alle terreinen. Terecht heeft de samenleving hier opheldering rond gevraagd en werd een onderzoekscommissie opgericht. Uit elke crisis dienen lessen getrokken te worden. Bovendien heeft deze crisis veel langer bestaande pijnpunten in de residentiële ouderenzorg aan het licht gebracht. Vele woonzorgcentra bezinnen zich nu over hun werking en wat ze kunnen en moeten meenemen voor de toekomst.

In de samenleving heeft er zich het afgelopen jaar iets merkwaardigs afgespeeld.

Aanvankelijk berichtten de media met een zekere liefde over de woonzorgcentra die ‘op slot’ moesten: de zorgverleners waren de helden van de natie en er was bezorgdheid voor de bewoners. De media toonde de creatieve oplossingen die hulpverleners hadden bedacht om toch enig contact tussen de bewoners en hun families mogelijk te maken. We kregen ontroerende beelden te zien van families die aan het raam stonden te zwaaien, van zorgverleners in de woonzorgcentra die overspoeld werden met bloemen, chocolade, ondersteunende kaartjes, en zo veel meer moois…

Kunstwerk van Bea Willems, mantelzorger van bewoner met dementie in een wzc.

Kunstwerk van Bea Willems, mantelzorger van bewoner met dementie in een wzc.

Maar aan het einde van de eerste golf sloeg de stemming helemaal om en kwamen de verschrikkelijke verhalen naar boven. De woonzorgcentra werden (opnieuw) de ‘hellholes’, plaatsen waar oude, kwetsbare mensen helemaal aan hun lot werden overgelaten. Het beeld dat werd geschetst was vernietigend. Alle nuance was verdwenen. Alle woonzorgcentra werden over dezelfde kam geschoren. Geen woord of beeld meer over de onmetelijke inzet van zovele zorgkundigen, verpleegkundigen, artsen of directieleden. De plotse versnelde digitalisering, experimenten rond arbeidsorganisatie, het in kleine ‘bubbels’ delen van woongroepen, de spontane solidariteit van buurtbewoners, vrijwilligers, scholen, gemeenten, de samenwerking tussen vele partners van de verschillende lijnen, de flexibiliteit en de veerkracht van zovele medewerkers: alles leek als sneeuw voor de zon verdwenen, althans in de berichtgeving…

Eén vallende boom maakt meer lawaai dan een groeiend bos.

Toegegeven, er hebben zich helaas wantoestanden voorgedaan. Ze zijn niet talrijk, maar ze zijn er wel, de woonzorgcentra die in volle crisis een slecht beleid hebben gevoerd. Veelal gaat het hier om woonzorgcentra die ook vóór de crisis de kwaliteitsnorm niet haalden. Maar ook woonzorgcentra die voordien wel een goed beleid voerden, konden niet altijd de zorg verlenen die men wenselijk achtte door het gebrek aan middelen, het uitvallen van personeel, en de massale overrompeling door het virus.

De berichtgeving in de media werd heel eenzijdig gevoerd en creëerde het beeld dat het overal, in alle woonzorgcentra, gedurende de ganse coronacrisis, een verschrikking is geweest. Een somber en beangstigend beeld dat ook vóór de pandemie al overheersend was in onze samenleving.

Anderzijds moeten we erkennen dat de coronacrisis wel degelijk belangrijke pijnpunten heeft blootgelegd: staat de bewoner écht centraal, zoals in vele opdrachtverklaringen te lezen valt? Is de familie echt betrokken in de besluitvorming, zoals vele visieteksten ons leren? Als we eerlijk durven zijn, moeten we toegeven dat dit niet altijd het geval was, niet tijdens en niet voor de pandemie.

De weg naar verandering

De gezondheidssector heeft de afgelopen decennia een transitie doorgemaakt van een paternalistisch model naar een (soms doorgeschoten) autonomiemodel en evolueert steeds meer in de richting van een samenwerkingsmodel oftewel een model van ‘shared decision-making’.

De ouderenzorg loopt achter, maar dezelfde transitie was reeds voor de coronacrisis ingezet.

Vroeger was het evident dat directies en zorgverleners wisten wat goed was voor de bewoner, en hoe de zorg best georganiseerd werd. De zorg had vooral ook een ‘medische’ insteek: aandacht ging voornamelijk naar de ‘lichamelijke’ zorg: iedereen proper gewassen en goed gevoed was goede zorg…

De sector is de voorbije jaren al flink aan het loskomen van dit paternalistisch en medisch model, zij het dat er tussen de woonzorgcentra grote faseverschillen zijn.

De coronacrisis dwong de woonzorgcentra evenwel om terug te keren naar het medisch model, omdat er voor facetten zoals het mentaal welzijn vaak minder ruimte overbleef.

Ook de beweging richting meer participatie van de bewoners en families werd door de coronacrisis (soms noodgedwongen omwille van de snel evoluerende richtlijnen) teruggedraaid.

Belangrijk nu is dat de transitie die precovid was ingezet, wel degelijk wordt doorgevoerd

Wat wil de oudere zorgvrager echt?

Een 60-plusser wenst, zo blijkt ook uit onderzoek, zelf de regie over het leven in handen hebben en autonomie behouden, wenst betekenisvolle relaties, wil van betekenis zijn voor de omgeving of voor de maatschappij en wil de waardigheid behouden. We denken stilaan anders over zorg en ziekte, en tolereren niet meer dat we gereduceerd worden tot onze leeftijd, een aandoening of beperking. Een hoge leeftijd is geen reden meer om zeggenschap te verliezen of geen deel meer uit te maken van de samenleving.

De sector maakte reeds vroeger kennis met verschillende boeiende (organisatie)modellen waarin er écht vertrokken wordt vanuit de wensen en vragen van de oudere. Zo vindt in steeds meer woonzorgcentra het ‘Tubbemodel' ingang: ook mensen met een hoge leeftijd en zorgbehoefte moeten hun leven echt kunnen leven zoals zij het graag willen. Om de regie over het eigen leven te kunnen behouden, staat inspraak in dit model centraal. Ook in de principes van Kleinschalig Genormaliseerd Wonen, het referentiekader dementie, het in de geestelijke gezondheidszorg goed bekende ‘herstelgericht denken’ vinden we gelijkaardige elementen terug. Niet het middel is belangrijk, wel het doel. Met name een zorg waarbij de regie over het leven behouden kan blijven en vanuit een ‘trialoog’ wordt gedacht: bewoner, zorgverlener, familie.

Oud is kwetsbaar en onbekwaam?

Het is niet evident om een persoon met hoge leeftijd te zien als iemand die zelf de touwtjes in handen kan houden. Het beeld dat in de samenleving heerst van ouderen is eenzijdig en negatief. Ouderen worden gezien als kwetsbaar, afhankelijk, niet meer in staat om beslissingen te nemen of zelf keuzes te maken. Vaak lijkt het alsof de groep van ouderen één homogene groep is, terwijl er net binnen die groep de grootste diversiteit bestaat. Zo is het niet verwonderlijk dat er heel wat reactie kwam van fitte ouderen op de boodschap dat ze niet meer op de kleinkinderen mochten passen. “Kunnen wij dit niet voor onszelf beslissen?”

Dit sombere beeld van ouderen kleurt ook het beeld van de woonzorgcentra: ook zij worden gezien als star, gesloten, vreemd, saai, en volgens sommigen zelfs overbodig. Ze worden door de maatschappij niet goed begrepen.

Ook de mensen die er werken lijden onder deze beeldvorming. Woonzorgcentra worden niet gezien als een ‘sexy’ werkplek: velen vertrekken, weinigen komen, en sedert de coronacrisis zien we deze trend alleen maar toenemen.

Vele ouderen en medewerkers in de ouderenzorg internaliseren dit negatieve beeld en gaan er zich na verloop van tijd naar gedragen. Te weinig zorgverleners zijn dan ook trots op hun werk, terwijl de zorg die zij verlenen aan mensen in hun laatste levensfase niet alleen complex, maar ook bijzonder waardevol is.

Vooroordelen kunnen enkel verdwijnen als men elkaar leert kennen: alleen dan kan begrip voor de ander ontstaan. Een betere inbedding van woonzorgcentra in de lokale gemeenschap, een grotere ‘nabijheid’, werpt zonder twijfel vruchten af. Maar ook communiceren met fierheid over de mooie dingen die gebeuren in de woonzorgcentra heeft grote invloed.

De voorbije jaren werden ook vele interessante initiatieven opgestart om generaties met elkaar in contact te brengen: buurtbewoners die samen met bewoners groenten kweken in de tuin, kinderkribbes die een plek krijgen in het woonzorgcentrum, gezamenlijke initiatieven tussen scholen en de residentiële ouderenzorg, enzovoort. Door de pandemie vielen al die initiatieven stil, en werd ook het bezoek tot een absoluut minimum beperkt. De opgelegde maatregelen hadden een verregaande ‘leeftijdssegregatie’ tot gevolg: ouderen mochten geen contact hebben met jongere generaties. De vraag stelt zich wat de impact hiervan op lange termijn is.

Een woonzorgcentrum als iets om naar uit te kijken, een utopie?

Zolang we onvoldoende aandacht hebben voor die wensen van de zorgvrager, zullen woonzorgcentra nooit de woonvorm zijn waar mensen voluit voor kiezen. Het is vandaag een woonvorm die voor weinig ouderen de voorkeur geniet. Meestal is het een negatieve keuze: omdat het thuis niet meer lukt, gaat men dan maar naar een woonzorgcentrum. Zonder twijfel kunnen woonzorgcentra evolueren naar een aantrekkelijke plek om te wonen, waar mensen bewust voor kiezen op het moment dat het nodig is. Op voorwaarde dat we flexibeler inzetten op de verlangens van de oudere personen.

De strategische oefening over wie de cliënt of zorgvrager is, wat hij/zij verlangt, en wie de zorgvrager is die we binnen 10 jaar kunnen verwachten, daar staan heel wat organisaties te weinig bij stil. We doen meer van hetzelfde, of variaties op hetzelfde thema, vaak zonder ons af te vragen of we wel de juiste kant opgaan.

Diversiteit creëren

Als we meer gaan inspelen op het behoud van de regie van personen met een hogere leeftijd, en rekening houden met de grote diversiteit binnen deze leeftijdsgroep, dan kom je automatisch uit bij de noodzaak aan een grotere diversiteit van zorg- en woonvormen, zowel in de thuiszorg als in de residentiële zorg.

Er wordt steeds meer ingezet op langer in eigen huis blijven wonen, want dat is ook wat de oudere personen het liefste willen. Zo zien we mooie initiatieven rond leeftijdsvriendelijke omgevingen of leeftijdsbestendig wonen. De ingeslagen weg van de digitalisering zal allicht ook een grote rol gaan spelen om langer thuis te kunnen blijven. Er zijn ook steeds meer tussenvormen tussen thuiszorg en residentiële zorg. Hier en daar is reeds een intensieve samenwerking. Maar de snelheid van wijzigende concepten volgt niet de snelheid van de wijzigende noden.

Binnen die diversiteit zullen kleinere teams gekoppeld aan een kleinere groep cliënten of bewoners (ook al is het binnen een grootschalige entiteit) wellicht een constante zijn. Want om inspraak en autonomie centraal te stellen, is vereist dat de cliënt of de bewoner goed gekend is. En hoe kan je als medewerker een betekenisvolle relatie uitbouwen, hoe kan je de echte noden en wensen kennen, als je op wekelijks de zorg voor vijftig cliënten of bewoners moet opnemen?

Moeten we dan alles in kleinschalige woon- en organisatievormen gieten? Niet noodzakelijk: dan gaan we weer voorbij aan de enorme diversiteit aan verlangens en levensstijlen. Niet iedereen geniet van het kleinschalige, sommigen houden meer van de anonimiteit. Niet iedereen houdt van samenleven of samen de dag doorbrengen in een collectief. Heel wat ouderen zijn liever gewoon op zichzelf. Zo zou het goed zijn dat elk wzc meer een eigen specifieke identiteit ontwikkelt en naar buiten brengt.

Indien het aanbod in de woonzorgcentra en thuiszorg meer gediversifieerd is, en de identiteiten van de woon- en organisatievormen (waar staat men echt voor?) ook helder naar buiten worden gebracht, dan zal het voor ouderen makkelijker zijn om die keuze te maken die het beste bij hun levensstijl, bij hun verwachtingen en waarden past.

Copyright: Familiehulp vzw

Thuiszorg, de onzichtbare zorg

Die wendbaarheid, zelforganisatie en creativiteit die we zagen in de woonzorgcentra, was er ook in de thuiszorg. Op een andere manier, veel minder zichtbaar, maar niet minder van belang. Bart Tirez, regiodirecteur van Familiehulp, vertelt hierover: “Onze medewerkers hebben zich ingezet in de schakelzorgcentra om voor postcovid patiënten mee te zorgen, ze gaven zich op om ondersteuning te bieden in de woonzorgcentra, ze stikten stoffen mondmaskers nog voor de chirurgische ter beschikking waren,… Ondanks de angst voor besmetting, is men toch blijven doorgaan. Het engagement was, en is, bijzonder groot. Helaas merken we in de media hier nauwelijks iets over. Toch wil ik het niet hebben over kalimero’s, wel kalihero’s, want dat zijn onze helden van zorg die elke dag gewone dingen buitengewoon maken voor veel ouderen met een zorgvraag en hun mantelzorgers.”

Principes van innovatieve arbeidsorganisatie werden ook hier toegepast zonder grote subsidies. Op veel plaatsen ontstonden vernieuwde of versterkte vormen van samenwerking, soms zelfs vanuit onverwachte hoek. Er was in sommige regio’s meer ontschotting binnen dit ene jaar, dan de voorbije 20 jaren samen. Bart Tirez, tevens voorzitter van de eerstelijnszone Leuven, zegt hierover: ”Polarisatie tussen thuiszorg en woonzorgcentra is echt verleden tijd.” Hij pleit voor buurtgerichte aanpak, samenwerking tussen informele en formele zorgverleners, waarbij de kracht juist ligt in de samenwerking met focus op positieve gezondheid en krachtgericht werken.

Onze medewerkers hebben zich ingezet in de schakelzorgcentra om voor postcovid patiënten mee te zorgen, ze gaven zich op om ondersteuning te bieden in de woonzorgcentra, stikten mondmaskers, ... Ondanks de angst voor besmetting, is men blijven doorgaan

Bart Tirez, regiodirecteur van Familiehulp

Ook in de thuiszorg was de eenzaamheid groot.

De beperkte bezoekregeling in de woonzorgcentra was uitgebreid voer voor discussie. Maar bij de ouderen thuis was de eenzaamheid eveneens aanwezig. Vele ouderen lieten de poetshulp niet toe uit angst voor besmetting. Kinderen en kleinkinderen mochten niet op bezoek komen. Lokale dienstencentra en dagverzorgingscentra werden (tijdelijk) gesloten.

Wat de covidcrisis de samenleving wel heel erg heeft duidelijk gemaakt, is de menselijke behoefte aan verbondenheid. Verschillende thuiszorgorganisaties probeerden hier goed op in te spelen door ouderen, waarvan men wist dat ze eenzaam waren en die de thuiszorg hadden stopgezet, regelmatig op te bellen. Bart Tirez: “Het waren gesprekken die deugddoend waren en duidelijk maakten hoe eenzaam verschillende mensen zich voelen in deze tijd. En toch was daar dat sprankeltje hoop, een klein onvergetelijk kostbaar moment dat onze medewerkers van Familiehulp hen niet vergeten waren.”

De crisis heeft ook in de thuiszorg pijnlijk duidelijk gemaakt hoeveel ouderen zich eenzaam voelen. Ook hier is post corona werk aan de winkel. Technologische oplossingen zouden zeker ondersteuning kunnen bieden. De meerwaarde van thuiszorgdiensten is duidelijk tot uiting gekomen. Maar zonder twijfel ligt ook nog potentieel in buurtnetwerken, voor sociaal contact, voor ondersteuning en hulp. Meer dan de helft van de 60+ers, is bereid om zich in te zetten in een buurtnetwerk. Het zou jammer zijn om hier niets mee te doen. Immers, iets kunnen betekenen voor de anderen is belangrijk voor het welbevinden van ouderen.

Vele werven…

We mogen niet vergeten dat ook vóór corona er al een luide roep was, vanuit de sector en vanuit de maatschappij, naar verandering. Denk aan de onvrede over de onderfinanciering , het tekort aan personeel, over de erkenning van de zorgberoepen, de beeldvorming rond ouderen,… Het gevoel van noodzaak aan verandering is er de voorbije maanden alleen maar veel sterker op geworden.

De coronacrisis heeft al die werven pijnlijk open gelegd en er is dus werk op vele terreinen.

De uitdagingen zijn immens: de zorg voor en het welzijn van ouderen verbeteren, deskundige medewerkers vinden, een maatschappelijk draagvlak creëren én de ouderenzorg betaalbaar houden. Een betere integratie van technologieën zal hier allicht hulp bieden. En een hernieuwde kijk op arbeidsorganisatie. Meer samenwerken binnen sectoren en over sectoren heen. Co-creatie met alle stakeholders. Een meer flexibele organisatie die wendbaar is bij wijzigende verwachtingen. Aangepaste regelgeving. Meer buurtgericht werken....

Together, we can!

De coronacrisis heeft de ouderenzorg geleerd wat er wel allemaal mogelijk is: hoe krachtig en flexibel vele mensen zijn, hoe wendbaar organisaties, hoeveel mogelijk is als bepaalde regelgeving wegvalt en mensen écht samen iets willen verwezenlijken. Zowel in de thuiszorg als in de woonzorgcentra hebben we vele helden gezien. Mensen uit verschillende organisaties hebben elkaar ontmoet, samengewerkt, ontdekt dat ze geen concurrenten zijn, maar samen aan hetzelfde doel werken.

Ook de samenleving heeft iets bijzonders ontdekt. We zagen verschillende golven van verontwaardiging, over de (verkeerde) perceptie van bepaalde ethische adviezen (ouderen zouden niet meer naar het ziekenhuis mogen overgebracht worden), over de aanhoudende bezoekersstop in de woonzorgcentra, over de vreselijke verhalen van ouderen die alleen gestorven zijn of begraven werden in wel zeer beperkte kring. Al die verontwaardiging toont dat de samenleving wél bekommerd is om haar ouderen, dat er in de samenleving wél solidariteit is met de meest kwetsbare medeburgers. Dat moeten we vasthouden, dat moet ons hoop en kracht geven om echt verandering mogelijk te maken.

Want we willen werken aan een samenleving waarin ouderen hun plaats blijven behouden, zo lang als mogelijk thuis kunnen blijven, met ondersteuning als het nodig is. Een samenleving waarbij ouderen een keuze kunnen maken uit een gediversifieerd woonaanbod en waarbij er vloeiende overgangen zijn en geen harde breuken zoals nu het geval is. Waar woonzorgcentra een plek zijn die écht ingebed is in de gemeenschap, waar bewoners en familie mee aan het roer staan en zorgverleners écht gewaardeerd worden. Dit alles zou de ouderenzorg als sector veel aantrekkelijker maken, ook als ‘werkgever’.

They always say time changes things. But actually, you have to change them yourself.

Andy Warhol

Dergelijke verandering komt niet vanzelf. Wij zullen het moeten doen. Wij bepalen de toekomst van de ouderenzorg. Dat er een meer flexibele regelgeving, en extra medewerkers en middelen nodig zijn om ons doel te bereiken, is duidelijk. Op die nagel moeten we blijven kloppen, harder dan ooit. Maar we hoeven daar niet op te wachten om vooruit te gaan. Ieder van ons, binnen zijn eigen cirkel van invloed, kan kleine of grote stappen zetten in de richting waar we naartoe willen. We mogen dit ‘momentum’ niet verloren laten gaan. Niets doen, stilstand betekent achteruitgang, en achteruitgang kunnen we ons in geen geval nog permitteren. Laat ons de verandering zijn. En zonder twijfel vinden we medestanders die graag mee doen.

If you don’t know where you’re going, you’ll end up some place else

Yogi Berra

Laat ons vorm geven aan die droom en helder krijgen waar we naartoe moeten, binnen de de sector, maar ook binnen de eigen organisatie, zodat we weldra geraken waar we al lang moesten zijn. En als die droom van de sector, maar vooral ook de droom van de zorgvrager, nog niet helder is, laat ons dan even tijd nemen om die helder te krijgen. Binnen onze eigen organisatie, binnen de ouderenzorg als sector en op het politieke niveau.Die denkoefening zal geen luxe zijn. Die dient grondig te gebeuren. Op alle niveaus.

Om deze droom te realiseren hebben we ondernemerschap nodig, maar ook passie, moed, flexibiliteit en creativiteit. En dat dit in de ouderenzorg aanwezig is, daar is de voorbije periode het mooiste bewijs van.

Geen verloren jaar

“Het is een verloren jaar,” horen we hier en daar zeggen. Laat ons het tegendeel bewijzen. De bovenmenselijke inspanningen die zijn geleverd, het verdriet, de overlijdens, het leed dat werd geleden,… dat mag niet voor niets zijn geweest.

Als we met zijn allen nu terug vastnemen waar we voor de crisis mee bezig waren, de lessen van het voorbije jaar meenemen, én niet meer loslaten, dan zou het wel eens kunnen dat we binnen 5 of 10 jaar terugkijken naar deze periode als de meest zware periode uit onze carrière, maar tevens als een periode die een keerpunt heeft betekend in de ouderenzorg. De start van de ouderenzorg 2.0, de ouderenzorg die we voor onze eigen toekomst willen…

Latest News